De Maas bij Well
1935. " De kribben van basalt steken in het water, in de verte ligt een schuit, en over het water gaat nadrukkelijk het verre geratel der kettingen en kabels van het kalme, platte veer, waar menschen stil op staan en een klein paard droomt voor de stille kar....”
De Wellenaren weten met de Maas te leven, ze houden van de rivier, die in het Limburgse volkslied bezongen wordt. De Maas is een bron van welvaart en plezier.
Well had al in de tijd van de Romeinse keizer Julius Ceasar een knooppunt van wegen. Van hieruit kon men niet alleen langs de kortste weg naar Trajana (Xanten) en via de Maas en Venray naar de Peel, maar ook naar Nijmegen (Noviomagnum) en Blerick (Blariacum).
Net als langs de Rijn liep in die tijd een Romeinse weg langs de Maas aan de westelijke Maasoever. Dit was de weg van Tongeren naar Nijmegen. De afstand tussen deze twee plaatsen was 67 leugae oftewel 148,874 km. De afstand Cuyk-Blerick was veel te groot om ineens in galop te worden afgelegd door de postpaarden.
Nagenoeg halverwege lag de veerovergang naar Well, het knooppunt van wegen en rustplaats.
Langs de zoomen der noordelijke Maas
Al waar ik varen zal en zeilen,
De wijde, wijde wereld rond,
Daar blijf ik in gedachten wijlen
Bij Limburg, mijn geboortegrond.
Mijn Paradijs, mijn wonder Eden,
Mijn uitgelezen toovertuin:
De Sage wandelt langs uw wegen
En wingert om uw stervend puin.
(Felix Rutten 1918)
Voedselbron en visrechten.
Aan de Maasovergang heeft Well zijn ontstaan te danken. Eeuwenlang is de Maas ook van grote betekenis geweest als voedselbron en handelsweg. De rivier leverde vroeger een overvloed aan vis. De visserij was een van de Heerlijcke Rechten van de Heren van Well. Zij verpachtten het visrecht aan de vissers, die hun vangst aan de bevolking verkochten, na eerst netjes aan de heer van Well zijn wekelijkse portie te hebben afgedragen. De Maas krioelde van vis. Tot in de achttiende eeuw hielden de knechten bij het aangaan van hun werkovereenkomst uit, dat zij bij hun baas niet meer dan driemaal per week zalm of andere vis voorgezet zouden krijgen.
De Heerlijcke Rechten van Well zijn vrijwel geheel verdwenen. Alleen het visrecht op de Maas wist men te handhaven. Tot 1905 is dit visrecht bij de kasteelheren blijven berusten. Daarna kwam het in handen van de familie Kessels, die sinds lange jaren ook het veer gepacht hadden. An Kessels (zij woonde op de hoek Hoenderstraat / Kasteellaan) heeft het visrecht op haar beurt verpacht aan de Wellse hengelsportvereniging " De Snutters" (opgericht in 1950), die er de zusterverenigingen van Wellerlooi en Bergen van laat meeprofiteren.
Handelsweg.
Vanaf de oudste tijden was de Maas behalve voedselbron ook de grote handelsweg van Frankrijk naar de monding van de Noordzee, waar in de Middeleeuwen als laatste stad Dordrecht lag.In Venlo of naaste omgeving werden goederen overgeladen op grotere schepen, die tot Dordrecht voeren. Well had van oudsher ook zijn Maasschippers gekend, die handel en vertier brachten in het dorp. Sinds de toekenning van de stadsrechten in 1343 mocht Venlo de enige Maaskoopstad zijn in het land van de Maas " van der Nyersen opwaerts" (van Mook tot Venlo). Daartegen hebben Arcen en Well vanaf de middeleeuwen geprotesteerd, omdat dit Venlose recht, hun veel oudere recht aantastte. Maar Well bleef wel zijn schepen behouden. De laatste schippers waren de gebroeders Franciscus en Johannes Martinus Kessels. In 1906 kwam er een eind aan hun bedrijf.
Tol betalen.
In Well was ook vanaf 1713 een zeer bekende Maastol van de koning van Pruissen gevestigd. Daarin waren diverse Maastollen benoorden Venlo gevestigd. De tolambtenaren hadden hun kantoor aan de Grotestraat, op de hoek van het huidige kermisplein, waar een weggetje naar de Maas loopt (zie foto). Uit de daar geïnde tolrechten blijkt, dat de Maas in het begin van de achttiende eeuw nog zeer druk bevaren werd. Maar daarna begon de Maashandel te kwijnen. Het zijn vooral de marktschippers van Venlo en Roermond geweest , die de oude relaties met de dorpen langs de Maas bleven onderhouden, ongeacht onder welke regering het wisselvalig lot der geschiedenis hen geplaatst had. Vanaf de Franse tijd kwam de Maashandel weer tot grote bloei, maar in de Belgische tijd (1830-1839) liep deze handel weer sterk terug. De marktschippers bleven echter varen.
Naar de markt.
Vanaf 1852 onderhield een stoomboot van de Venlose firma Berger de verbinding met Well en de andere Maasdorpen. Met deze stoomboot konden de Wellse inwoners iedere zaterdag naar de Venlose markt, totdat in 1913 de stoomtram van de Maasbuurtspoorweg dit marktvervoer overnam.
Als je van het plein naar de Maas loopt kom je aan de plek waar vroeger de Wellse loswal was. Hier legden al twee eeuwen o.a. schepen aan die dagelijks passagiers van Blerick naar Vierlingsbeek vervoerden. Voor 70 cent kon men van het begin- tot het eindpunt varen. Voor een retourtje betaalde men 110 cent . De enkele reis duurde 2 uur en 25 minuten. De Blerickse ondernemer Arnold de Gruyter had deze passagiersboten.
Er was ook veel vrachtvervoer. Voor vrachtvervoer kon men zich wenden tot Karel Stigmann te Venlo, Steenstraat 19.
Na de Maaskanalisatie (jaren '30) werden in Well veel schepen gelost met bomen uit oerwouden in Afrika. Ze waren bestemd voor firma Geenen in Weeze - Duitsland. Ze werden per mallejan (tweewielige langhoutwagen) en later met antieke vrachtwagens opgehaald. Eens per jaar kwam er een turfschip aan de wal. Daar kon je dan je wintervoorraad inslaan.
Aan de loswal in Well werd ook kapok aan- en weer afgevoerd. Wij in Well hadden immers al een Kapokfabriek.
Ook in latere jaren, toen de Wezerweg aangelegd is, werd zand en grint gelost op deze plek.
Het was al met al een hele drukte op de loswal aan de Maas.
Anno 2016
Actueel
Archief Well presenteert foto's met live commentaar op donderdag 28 november
THEMA: Wellse vrouwen, uit het oog maar niet uit het hart.
Archief Well presenteert foto's met live commentaar op donderdag 24 oktober
THEMA: WELLSE WINKELIERS EN ONDERNEMERS van A-Z (slot - deel 6)