Landgoed van Ophoven 1901-1979
Eigenaren van "Landgoed van Ophoven - Wellsmeer" waren:
1912-1918 Philomena van Ophoven
1918-1924 Maatschappij - Holland
1924 -1942 Philomena van Ophoven
1942 -1979 Gezusters Mies Beels-Brouwers & Else van de Venne-Brouwers
Dominicus van Ophoven *Montfort 24-01-1838. Grootgrondbezitter - ontginner - landbouwkenner. Eerste voorzitter van de Nederlandse Centrale bank (NCB)
Kaart Wellsmeer in 1901.
Het Wellsche Mehr: Eigendom van de gemeente Bergen.
In de regio Noord Limburg bezat de gemeente Bergen de meeste inculte (woeste) grond: ca. 6780 ha. Op de woeste gronden van het Wellsche Mehr werd door het gemeentebestuur aan de mensen uit de omgeving gelegenheid gegegeven om vee te laten weiden. In de winter stond het gebied grotendeels onder water. In de zomer groeiden er echter zoveel wilde grassen dat veel dieren hun voedsel kon vergaren van mei tot in de herfst. De eigenaren van het ingeschaarde vee moesten per seizoen weidegeld betalen. De vergadering hierover was meestal 's morgens om 08.00 uur in de Grote Waaij.
De jachtrechten werden verpacht aan de hoogstbiedende. In de krant van 21-09-1878 staat over onze kasteelheer te lezen: Naar wij vernemen is de jacht op de gemeentegronden voor ƒ80,- 's jaars verpacht aan den hoog weledelen geboren heer baron en vrijheer Von Schloissnigg te Weenen. Omgerekend naar de waarde van de huidige euro zou de jachtvergunning nu ongeveer € 800,- kosten.
In het gebied ‘Wellsche Mehr’ waren waterpartijen en er was een grote waterplas met in het centrum een eendenkooi. Er waren horsten van bomen, hoger gelegen stukken grond, begroeid met kreupelhout en hakhout en hout waarin reigers broedden. In ‘t ‘Mehr’ werd visserij beoefend. Er zijn vermeldingen over valkenjacht, eenden- en snippenjacht het was ook een broedplaats, voor o.a. korhoenders en trekvogels.
Ignaz van Ophoven pachtte, 28 jaar oud, op 15 oktober 1901 het "Wellsche Mehr" voor 40 jaren van de gemeente Bergen, maar heeft zijn pachtrecht al gauw overgedaan aan zijn zus Philomena.
Philomena van Ophoven *Karken (Dld.) 04-11-1864 was van de tweede generatie landontginners uit de familie.
Haar vader was Dominicus Hubertus van Ophoven *Montford 24-01-1838, haar moeder Maria Elizabeth Juliana Vogels *Puffendorf (Dld) 17-06-1862. Ze had twee zussen en twee broers. Bertha *1863 - Alphons *1866 - Ignaz *1873 en Maria *1876.
Philomena met links haar oom Arnold van Ophoven en rechts haar vader Dominicus.
Philomena zou in de rijen van personen die zich met het in cultuur brengen van woeste grond bezighielden, een voorname plaats verwerven. Woeste grond betekende voor de familie van Ophoven steeds weer een uitdaging. Het 'Wellsche Mehr' was voor Philo, zoals ze in familiekring genoemd werd, zulk een uitdaging.
Aan de zuidkant van het Wellse Meer lagen woeste gronden en in het westen een heuvelrug die toen de ontwatering van het gebied belemmerde. Het had zijn naam niet voor niets gekregen : in de winter stond het voor een groot deel onder water, het was een ideaal oord voor trek- en watervogels. Het hele gebied was onbewoond. Alleen aan de grens met Duitsland stond de Wellsche Hut bij de bedevaartgangers naar Kevelaer alom bekend. Een beetje noordelijker stond het grenslogement van Jan den Duvel. Er werden sloten gegraven voor de afvoer van het overtollige water en daarna begon men met het rooien van het hout. Het rooien duurde enige jaren en pas daarna kon begonnen worden met ploegen. In eerste aanleg een onderneming die dertien paarden en twintig arbeiders werk verschafte, werden die aantallen uitgebreid.Tot wel 180 man vertelde Jacob Thijssen ooit.
De werkgelegenheid in de landbouw nam zodanig toe, dat soms een tekort aan arbeidskrachten ontstond. Zo moesten in de gemeente Bergen bij de ontginningen Polen worden ingeschakeld.
Uit de krant van 22-08-1905.
Als eerbetoon noemde Philomena de hoofdzetel van de ontginning naar haar moeder: Haus "Elisenwerth".
Philomena's woning stond pal aan de Duitse grens, adres Wemberbruch - Weeze.
Philomena van Ophoven kocht ook nog 20 ha. woeste grond onder Weeze. Deze grond grensde aan de grond in Well. De totale grootte van het bedrijf werd daardoor 370 ha. Op de in Duitsland gelegen grond liet Philomena 'de Elisenhof' bouwen, genoemd naar haar moeder. Hierbij was ook een woning voor de man die belast was met de zorg voor de paarden en er stonden een aantal grote schuren. De fam. Karl Stenmans woonde o.a. hier. Alleen de hooischuur (links vooraan) stond aan de Nederlandse kant.
Omdat Philomena in Duitsland woonde en de gronden van het bedrijf aan weerszijden van de grens lagen, werd de in het Duits genaamde 'Elisenwerth' erkend als tractaatboerderij en daardoor kreeg men een eigen grensovergang. Hiervan mocht alleen het "Wellsmeer" personeel gebruik maken, met een aantekening in het paspoort.
Door deze erkenning van tractaatboerderij was men ook gerechtigd de aankoop van grondstoffen en de verkoop van producten naar believen te doen in Nederland of in Duitsland.
Meestal verbleef Philomena hier in Weeze, maar dikwijls genoeg kwam ze even de grens overwippen om controle uit te oefenen op de werkzaamheden. Het verbaasde niemand , als de struise dame met het vlammende rode haar het 's morgens om vier uur in haar hoofd haalde om de landerijen te gaan inspecteren. Op hoge laarzen stapte ze door het veld, om persoonlijk de gewassen in ogenschouw te nemen. Bij de werknemers kon ze geen kwaad doen. Ondanks haar uitermate strenge karakter was ze strikt rechtvaardig voor iedereen. Alleen wanneer er domme fouten gemaakt werden kende ze geen pardon.
In de Tweede Wereldoorlog brandde Philomena's woning Elisenwerth en ook de bijgebouwen, waaronder nog een woning en de grote aardappelschuur, door een bombardement met brandbommen geheel af. Alleen de hooischuur op Nederlandse gebied bleef behouden. De woning bij de paardenstallen werd later herbouwd en draagt nu nog de naam "Elisenhof".
Uit de krant van 17-07-1906
Over de gang van zaken in het prille begin van de ontginning is verder weinig te zeggen, echter op 1 februari 1906 kwam in het "Wellsmeer" in dienst de achttienjarige Jacob Thijssen en volgens hem waren er toen 60 ha. ontgonnen.Thijssen werd tot leerling ploeger aangesteld en naar het schijnt deed hij dit werk tot tevredenheid van Philomena. Hij was gedurende veertien jaar paardenknecht en met zes, ja soms met acht paarden voor de ploeg heeft hij het landgoed mee ontgonnen.
In de eerste decennia van de 20e eeuw werkten een kleine honderd mensen op het Landgoed Wellsmeer. Vooral landarbeiders uit Well of die naar hier waren verhuisd. Ook Duitse mensen uit het grensgebied en uit Polen. Het "Wellsmeer" was een belangrijk en bekende werkgever in het gebied rondom Well.
Een foto van Sjang Jacobs uit de Hoenderstraat. Ontginners met de schop van het eerste uur bij Philomena van Ophoven in het Wellsmeer. De foto werd ca.1910 gemaakt door de Wellse fotograaf Jos Drissen.
Sjang herinnerde zich later deze namen en schreef op de foto: v.l.n.r. Vervuurt - Derks - Peters - B. Vervuurt - Jan Rennings - van Lin - Valckx. Onderaan: Thei Rennings - Herman Vervuurt - NN - Jacobs (Well) verzekerde geb. 8/12 '88.
(Vervuurt moet als Verfürth geschreven worden, afkomstig uit Uedem.)
Behalve het stempel van de fotograaf op de achterkant, staat deze er op van de Volksverzekeringsbank te Münster. Hier werden de pensioengelden afgedragen.
Uit de krant van 04-04-1908. Onder de woningen hoorde de bouw van de zogenoemde 'Alden Bouw' en de 'Villa. De villa werd gebouwd door aannemer Herman Rutten uit Aijen.
Een oude kaart van De Kolonie met rechts "d'n Alden bouw" en aan de overkant van de weg de z.g. "Polenhuizen".
Er tegenover stond een grote schuur op het huidige adres Wezerweg 20 waar o.a. de families Jacob Thijssen en Jo Zegers hebben gewoond.
Philomena betaalde jaarlijks aan de gemeente Bergen een pachtsom van ƒ1400,-. Op zeker moment deed zij een bod op het 'Landgoed Wellsmeer' van f 80.000,-. Na enig overleg besloot de gemeente hiermee accoord te gaan en op 1 maart 1912 werd Philomena van Ophoven eigenaresse van het 'Wellsmeer'. Omgerekend per ha. kostte de grond f 230,-.
Zij verpachtte het bedrijf aan haar zuster Bertha Jaeger-van Ophoven. Bertha Jaeger heeft het bedrijf beheerd tot 1916, toen werd op aandringen van Philomena de pacht beëindigd.
De door de oorlogsomstandigheden sterk verhoogde prijzen van de landbouwproducten maakten het voor Philomena aantrekkelijk om in 1916 het bedrijf zelf te exploiteren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog onstond er een tekort aan textielvezel waardoor de vlascultuur een grote uitbreiding onderging. Op grote schaal werd er in het Wellsmeer vlas verbouwd.
Uit de krant van 08-03-1913.
In het gebied lag een stuk van 9 ha. dat eigendom was van de kasteelheer van Well. Op dit terrrein was een eendenkooi ingericht. Door de ontwatering viel deze droog. Ook visstropers die hun palingkorven uitzetten en zij die er bloedzuigers kwamen vangen voor de praktijk van de dokter in Well raakten hun vangstgebied kwijt. De schaatsliefhebbers verloren ook hun uitgestrekte ijsbanen. Dit terrein werd omstreeks 1907 op een openbare verkoop gekocht door Philomena's bedijfsleider Jans. Hij bouwde er de boerderij die nu nog " De Eendenkooi " heet.
Antony en zijn zoon Toon Kopzcinski.
De Poolse Antony had door zijn technische opleiding een baan bij Lanz in Mannheim am Rhein. Dit was in die tijd de grootste landbouwmachinefabriek in Europa. Daar meldde zich in 1907 Philomena van Ophoven, die voor de ontginning van het 'Wellsche Mehr' meerdere tractoren en machinerieën nodig had, inclusief een onderhoudsmonteur, want in Well was niemand die dat werk zou kunnen. Gezien de aard van haar grote bestelling kreeg ze zodoende tijdelijk de beschikking over een technicus van de fabriek: Antony Kopczyñski. De eerste machines werkten op stoom. Ze maakten veel herrie en trokken veel bekijks uit de hele omgeving. Al gauw was Antony gewend in Well, werd geacht door de bevolking en hij werd verliefd op Anna Jacobs, de dochter van Hutse Nierke (van boerderij - café De Wellsche Hut). Ze trouwden en kregen zeven kinderen, zie pagina familie Kopczinski-Jacobs
Oogst op ontginning Gerber.
In 1922 koopt Philomena "Haus Gerber" vlak over de grens te Twisteden.
De gang van zaken in de landbouw direct na de Eerste Wereldoorlog was niet best. Veel ontginningsbedrijven kwamen in moelijkheden. Ook het bedrijf van Fritz Gerber gelegen in Twisteden aan de Wellerlooise grens. Gerber had 100 ha. in eigendom, waarvan 12 ha. op Nederlands gebied en 265 ha. pachtgrond voor veertig jaar onder Wellerlooi. Er schijnt ooit een romance te zijn geweest tussen Gerber en Philomena, ook heeft Gerber enkele aandelen Princepeel (eigendom van Ophoven) in bezit gehad. In 1922 kwam hij zodanig in moeilijkheden dat hij moest verkopen en Philomena kocht het bedrijf Gerber Administratie in Wellerlooi aan. Na enkele jaren afwezigheid was ze weer terug in de grensstreek. De opgave waar ze nu voor stond was misschien nog moeilijker dan de ontginning van het Wellsmeer. De toestand van de aangekochte grond was verre van goed, aan haar de taak om daar verbetering in te brengen.
Dit gebied werd het latere Tuindorp van Wellerlooi. In Twisteden is een straat naar Fritz Gerber genoemd: Gerberweg.
In het Wellsmeer - ca.1912. Voor zover bekend v.l.n.r. 1 Pet Peters - 4 Pet Deckers met 6 zoontje Handrie *1902 - 7 Jacob van Elsen.
Philomena, "De juf van 't Mèèr' werd ze door de werknemers genoemd.
Duitsland was een goede afnemer van Nederlandse land- en tuinbouwproducten. Vooral de tuinders in Limburg profiteerden van de goede prijzen die er werden betaald. Dit bracht enkele Hollandse deskundigen op het idee om een zeer groot tuinbouwbedrijf te stichten in de nabijheid van de grens. Zij richtten de Maatschappij - Holland op en gingen op zoek naar een voor hun doeleinden geschikt terrein. Het 'Wellsmeer' paste zeer goed in hun opzet, vooral omdat het een tractaatbedrijf was, waardoor men de producten onbelemmerd in Duitsland kon afzetten. Na enig onderhandelen werd de koop gesloten en voor f 1.000.000,- werd de Maatschappij - Holland eigenaar van het bedrijf. Philomena ontving f 600.000,- contant en f 400.000,- bleven als hypotheek in het bedrijf.
Uit de krant van 18-10-1924.
Vervolg van bovenstaande advertentie: In de navolgende koopen, combinaties en generale massa als: Koop 1. Bouwland aan den kiezelweg Well—Weeze tegenover Jean Roeffen en naast den Gemeenteweg bij Piet Coppes circa 1.88.10 H.A. Koop 2. bouwland naast koop 1 circa 3.70.15 H.A. Koop 3. Bouwland naast koop circa 4.02.90 H.A. Koop 4. Bouwland (thans aardappelveld) naast koop 3 circa 2.64.14 H.A. Koop 5. Bouwland gelegen ten Noordoosten van den weg naar de Eendekooi en ten Noordwesten van de Eendekooi circa 4.91.70 H.A, Koop 6. Bouwland grenzende aan koop 5 en aan den kunstweg langs de kolonie en aan de waterleiding achter de Eendekooi circa 10.47.00 H.A. Koop 7. Bouwland, schuur, heide en heuvels gelegen links en rechts van de schuur tegenover Thijssen tot aan de hoofdwaterleiding circa 24.43.00 H.A. Koop 8. Bouwland, weiland, heide en heuvels naast koop 7 nabij de Wellsche Hut van den kiezelweg Well—Weeze naar de hoofdwaterleiding en de Duitsche Leigraaf circa 22.35.00 H.A. De koopen 1 tot en met 8 liggen alle in de richting Well—Wellsche Hut aan den kiezelweg Well—Weeze. Koop 9. Bouwland en heide grenzende aan den eigendom van Renier Jans, aan de gemeente Kevelaer, aan anderen particulieren eigendom en den openbaren gemeenteweg circa 11.53.40 H.A Koop 10. Bouwland grenzende aan koop 9, aan particulieren eigendom en den weg aan de Groote Waay naar Kevelaer tegenover de ontginning van den Heer Lichters groot circa 22.88.00 H.A. De gemeenteweg langs koop 8 loopt door koop 10. Koop 11. Bouwland en heide aan de Molenbeek en den weg van de Groote Waay naar Kevelaer tegenover de ontginning van den Heer Gerber, circa 9,28,65 H.A. Koop. 12. De perceelen villa, huizen, arbeiderswoningen, schuren, loodsen, bergplaats, bouw en weiland, ontgonnen grond en weg, zijnde de geheele ontginning, met uitzondering van voorschreven 11 koopen groot circa 265.71.56 H.A. Voorts de navolgende combinaties: massa 1 en 2 circa 5.58 25 H.A., massa 2 en 3 circa 7.73.05 H.A., massa 3 en 4 circa 6.67.04 H.A., massa 1, 2 en 3 circa 9.61 15 H.A., massa 2, 3 en 4 circa 10.37.19 H.A., massa 1, 2, 3 en 4 circa 12.25.29 H.A, massa van 5 en 6 circa 15 38.70 H.A., massa 7 en 8 circa 46.78.00 H.A., massa van 5, 6 en 12 circa 281.10.26 H.A., massa van 5, 6, 10 en 12 circa303.98.26 H.A. De generale massa groot circa 383.83.60 H.A. Te aanvaarden: a alle met pannen gedekte schuren, drie-vierde van de asphaltschuur, c de geheele zolder in het gebouw, aan de asphaltschuur gebouwd — behalve echter van het gedeelte boven den paardenstal — en c) de paardenstal op het perceel no. 1868 op 1 Februari 1925 en de rest direct na de toewijzing. Betaaltijd 15 Februari 1925. Lasten vanaf 6 November 1924 voor kooper. De goederen behooren in eigendom aan de N.V. Land bouw-Maatschappij „Holland" te Nijmegen. Een authentiek afschrift der veilconditiën is ter griffie der Arrondissements-Rechtbank te 's-Hertogenbosch nedergelegd.
Philomena wordt opnieuw eigenaresse van het "Wellsch Meer"
Bij de Maatschappij Holland gingen de zaken zeer slecht. De onderneming was een grote mislukking geworden, vooral doordat men, in het door de oorlog sterk verarmde Duitsland geen behoorlijke prijzen voor de groenten kon maken. Toen de Maatschappij de rente voor de hypotheek niet kon betalen liet Philomena beslag leggen op het bedrijf en de oogst. Hierop volgde een publieke verkoop op 06-11-1924, waar Philomena het bedrijf terugkocht voor ƒ 211.000,-. De totale som die Philomena kwijt was om het bedrijf weer op orde te krijgen was ƒ400.000,- Daarbij kwam nog eens dat ze een deel van het geld van de verkoop in 1918 in Marken had belegd ook een fiasco werd tengevolge van de Duitse hyperinflatie.
Uit de krant van 18-11-1924
De boeren in de omgeving zeiden spottend: "De heren van Maatschappij - Holland kwamen op gele schoenen en ze vertrokken op klompen."
De landerijen verkeerden in verwaarloosde toestand. In samenwerking met het leidinggevend personeel stelde Philomena een teeltplan op waarin een ruime plaats gereserveerd werd voor de verbouw van tuinbouwproducten. Ze had geconstateerd dat bepaalde groenten, zoals kool en augurken op de grond van het Wellsmeer zeer goed groeiden. Deze teelt slaagde voortreffelijk en men vond in Duitsland enkele groothandelaren die de totale productie afnamen.
Ook de aardappelteelt was een belangrijk onderdeel en om van de goede zomerprijzen te profiteren, ging men zich ook toeleggen op de teelt van vroege aardappelen. Het pootgoed was nogal prijzig en om die reden ging men ook dit zelf telen.
Stefan Zawadka in 1925. Hij oogst graan met tweespan en zelfbinder.
Szcephan Zawadka *Dzietrzniki (Polen) landarbeider14-12-1895 †Venlo 06-08-1938 Gehuwd in Bergen 22-01-1925 met Juliana Dura *Wierzbin (Polen) landarbeidster 21-07-1900 †Venlo 09-03-1983.
In het Wellsmeer werden vroeger de werkzaamheden nog met de hand verricht. Ook het aardappelen sorteren was een werk, dat veelal door de vrouwen werd gedaan. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog kwamen hier in Well veel Poolse mannen en vrouwen werken op de ontginning langs de grens. In Polen konden ze geen werk vinden. De voor deze mensen gebouwde woningen staan nu nog bekend als de "Polenhuizen". Ook veel inwoners van Well waren (hun leven lang) werkzaam op het Wellsmeer. In enkele gevallen waren families hier zelfs werkzaam van vader op zoon en kleinzoon.
De 260 meter lange maisschuur van het landgoed in 1928. Op deze manier werd de mais op natuurlijke weg gedroogd. Stabiel gemaakt van eikenhout en vele jaren later pas afgebroken in de periode dat Henk van Loosbroek bedrijfsleider was.
In de zomer van 1928 maakte Strijbosch uit Blerick een fotoserie op het Landgoed, hier staat het complete personeel bij de hoofdschuur.
Zomer 1928. Voor de villa waarin de kantoren waren gevestigd staan hier v.l.n.r. : Paulissen (bedrijfsleider) - Hoogveld (opzichter, emigreerde naar USA) - Dehoff (kantoorhouder) - Planken uit Goch (boekhouder) - Smits, genaamd de majoor - Dol (tweede bedrijfsleider en opzichter)
Stempel die op het kantoor gebruikt werd.
In de dertiger jaren ging men helemaal over op de teelt van pootaardappelen. Iedere zak pootgoed die werd afgeleverd werd voorzien van een certificaat en een label van de Plantenziektenkundigedienst, maar ook met een label met het embleem van de bedrijven van Philomena van Ophoven. De kwaliteit van het product werd algemeen geroemd. Uit Duitsland kwamen groepen geïnteresseerden , waaronder een afvaardiging van het Ministerie van Landbouw naar het Wellsmeer om de velden te bezichtigen en de teeltmethoden te bestuderen.
De teelt werd steeds uitgebreid totdat de beteelde oppervlakte jaarlijks meer dan 100 ha. bedroeg.
Daar pootgoedteelt zeer arbeidsintensief is verschafte het Wellsmeer in die tijd werk aan talrijke krachten, waaronder een aantal personen die belast waren met de selectie. Ook Philomena had zich gespecialiseerd in dit vak en zij controleerde zelf het werk van de selecteurs.
De villa uit 1908 was bestemd voor de opzichter, die Philomena bij de bedrijfsvoering hielp. Ook hebben hier diverse gezinnen van werknemers onderdak gehad. Arbeider Jup Kopczinski heeft er later een week over gedaan om het pand wit te schilderen. Samen met Frans Koppes, vanaf de grote transportband.
Aardappelen schoffelen in 1935. De foto werd door Antoon Kopczinski gemaakt.
v.l.n.r.: Sjef Thijssen - Grad Mercus - Frans Koppes - Hen Peters - Jacob Roosen - Piet Kopczinski en Pet Peters.
1937. Philomena geeft een excursie aan mensen uit Berlijn.
Veel groepen geïnteresseerden kwamen van heinde en ver naar het Wellsmeer om de velden te bezichtigen.
Philomena van Ophoven met haar personeel in 1939.
Bovenste rij : Piet Mercus - Jan Thijssen - Thei Verfürth - Jozef Garncarek (Pole Joep) - Anna Mercus Roosen - Anja Chlod - Drika Peters - Pelagja Chlod en Gonny Peters.
2e rij: Philomena van Ophoven - Thei van Bommel - Gert Beckers - Antony Kopczinski - Bertus (Puul) Lucassen - Piet Koppers - Jacob Thijssen - Jacob Roosen - Maria Sijmons en Christien Peters.
3e rij zittend : Toon Peters - Nol van de Biesen - Pet Peters - Frans Koppes - Dehoff (kantoorhouder) - Nellie Sprenkels (kantoorbediende) - ? - Karl Stenmans (bedrijfsleider "Gut Elisenwerth") met zoontje Josef - Mevr. Stenmans met dochter Hilde - Wladijstaw (Wazzik) Chlod (timmerman) met echtgenote Katarijna Chlod-Paluwschow.
Onderste rij: Gradje Thijssen - Dries Baltissen - Piet Kopczinski - Math Erdkamp - Nölleke Driessen en Michel van de Biesen.
Dit noemde men de torenhal, een sorteerplaats en potersbewaarplaats.
Hier werd het pootgoed (aardappelen) voor eigen gebruik opgeslagen.Tegen de tijd dat de poters de grond in gingen werden ze hier ook voorgekiemd, vandaar de glazen wanden.
Aardappelen sorteren. De man met de pet op is Drikus Peters naast de Duitse bedrijfsleider Karl Stenmans.
Jup Kopczinski vertelde: Hen Thijssen bracht samen met Jan Kopczinski de meisjes, afkomstig uit Polen en Oekraine, na het werk weer terug naar hun woon- en slaapverblijf. Zo nu en dan werd er gedanst op accordeon muziek van "'t Duvelke' uit Afferden. Bedrijfsleider Stennman, een sociale man was ook streng maar rechtvaardig en waarschuwde de mannen om vooral geen meisje zwanger te maken, anders volgde ontslag op staande voet. Bèr Vink (Wolfsven) en Jan Sijberts (Grotestraat) waren de huisslachters van varkens en koeien op het Landgoed. Stenmann zag op een dag dat meisjes uit de Oekraine op de mesthoop met een mesje het vet afsneden van de resten van het varken. Vanaf toen zorgde hij er voor dat ze elke week voldoende goed vlees en aardappelen mee kregen.
Dit logo was het handelsmerk van de pootaardappelen. In dit embleem heeft Philomena haar naam verwerkt. P(hilomena) in de schopsteel; V(an) in de vorm van het blad van de schop en de naam OPHOVEN in het blad.
Vooraan op de aardappel-pootmachine zit Drikus Peters. In het midden Jan Thijssen, die men Kleine Jan noemde. Achteraan Thei Wijers.
Op 16-09-1941 verongelukte in de gemeente Ottersum Jozef Garncarek (Polen Joep) samen met de 27 jarige Egbert Zijlstra, afkomstig uit Zuidwolde (Overijssel).
Egbert Zijlstra *Dedemsvaart 06-04-1914 †Milsbeek 16-09-1941. Hij was verloofd met Lammegien (Lammy) Fraai.
Beiden waren werkzaam op het Landgoed Wellsmeer. Jozef (bijnaam Pole Joep) was de chauffeur van Philomena van Ophoven. Hij woonde in de opkamer van "den Alden Bouw".
Hij was sinds 04-10-1928 te Bergen getrouwd met de Poolse Malgorzata Pokorska. Zij werd meerdere keren opgenomen in St. Anna te Venray.
Na de Tweede Wereldoorlog kwam de eerste combine in het Wellsmeer en het dorsen van o.a. graan en koolzaad ging vanaf toen een stuk gemakkelijker. Rechts op de combine staat smid Antoni Kopczinski met zijn kleinzoon Toontje Kopczinski. Links naar Toontje staat Gradje Thijssen en Hen Peters zit in wit overhemd op de auto. Arbeiders moesten elkaar aflossen met de zakken aan de cobine hangen want ze stonden constant in de diesellucht wat niet lang uit te houden was.
Toen de achttien paarden in de oorlog gestolen waren door de Duitsers werden ossen voor de ploeg gespannen. Hier met Ben Wijnen op de foto.
De Poolse Wladijstaw Chlod kwam in 1927 naar Well. Hij had in het verleden voor Philomena o.a paardenhamen gemaakt en moest nu noodgedwongen het juk voor de ossen zien te fabriceren.
Ze ging het wat rustiger aan doen. Maar op een van haar reizen, tijdens een verblijf in Wenen, werd Philomena ernstig ziek en overleed aldaar op 29 november 1942. Zij werd ter aarde besteld op het kerkhof in Mill. Het voltallige personeel van het Wellsmeer was op haar begrafenis.
Uit de krant van 24-03-1943.
Uit de nalatenschap van Philomena erfden de zussen Mies van de Venne-Brouwers en Elsa Beels-Brouwers het Landgoed Wellsmeer. Dit waren dochters van Philomena's jongste zus Maria Brouwers-van Ophoven.
De twee erfgenamen gaven het bedrijf in beheer bij de Grontmij te Zwolle, president-directeur hiervan was Ir. Jean Hanraets.
Tot beheerder in het Well werd aangesteld Dhr. Elema. Hij woonde niet in het Wellsmeer maar was in pension bij het Veerhuis van Drissen in de Grotestraat. Bedrijfsleider bleef de Duitser Karl Stenmans, die vlak over de grens woonde, in een van de woningen op de Elisenwerth.
Gerard Kemper reageerde op een krantenadvertentie en werd boekhouder.
In 1946 richtte hij in ons dorp de verkenners op. Het kantoor waar Kemper werkte was in de witte villa, hier was in de beginjaren ook het hoofdkantoor van de verkennerij. In de Maas leerde hij de kinderen zwemmen. In 1959 was hij mede-oprichter van Carnavalsvereniging de Maasjoerts. Gerard Kemper heeft grote verdiensten voor de jeugd van Well.
In juli 1943 werden Wellse jongens opgeroepen om naar Duitsland te gaan werken en moesten zich in Venray op het Arbeidsbureau melden. Elema was daar toevallig ook en noteerde 15 namen. Hij zei tegen de jonge mannen dat ze bij elkaar moesten blijven en tegen de Duitsers moesten zeggen dat ze bij hem in het Wellsmeer op de boerderij werkten. De volgende dag gingen de dwangarbeiders per trein naar Keulen. Daar stond Elema en hij overtuigde de Duitsers er van dat al die Wellenaren al in Duitsland werkten. En wel op de Elisenwerth te Weeze, op zijn traktaatgrond. In zijn pleidooi werd hij gesteund door Stenmann. Hij had ook nog gauw de Wellse jongens die hij niet in Venray genoteerd had er bij gezet; o.a. Jan Lemmen. Samen met Nölleke Driessen, de chauffeur van het Wellsmeer, tuften ze weer terug naar Well. Omdat er geen benzine meer was liep de vrachtwagen op een houtgenerator en liep een stuk langzamer dan normaal. Het gezegde in Well was in die tijd: "Ik ben wel wat laat, maar ik loop op surrogaat". Om 7 uur 's morgens waren ze gegaan en om 3 uur 's middags waren ze weer thuis. De groep en heel Well was blij en waren Elema natuurlijk ontzettend dankbaar. Als dank voor deze kordate actie kreeg Elema van Jan Koppers (de brouwer) een nieuwe fiets.
Met Elema werd in 1943 Leen Visser Assistent bedrijfsleider, hij was in 1939 bij de Grondmij gaan werken. Hij trouwde in oktober 1943 met Catharina Burgers en het jonge paar ging in de villa wonen. De luchtfoto van de villa hing in latere jaren steeds in hun woning. Op zijn 40 jarig dienstjubileum bij de Grondmij haalde Visser herinneringen op uit de oorlogstijd in Wellsmeer:
"Van juni 1943 tot en met oktober 1945 ben ik voor de Grontmij in het Wellsmeer in Well geweest op een prachtig en modern landbouwbedrijf van ongeveer 400 ha. groot, als assistent bedrijfsleider ofwel om voor de eigenaresses en de Grontmij een oogje in het zeil te houden, te ingewikkeld en te lang om alles te vertellen en uit te leggen. De grootste moeilijkheden en de gevaarlijkste tijd kwamen daar na 17 september 1944 bij de grote luchtlandingen van de Engelsen en de Amerikanen bij Arnhem, Nijmegen, Grave en Eindhoven. De Duitsers kwamen in grote moeilijkheden en alles wat los en vast zat op zo'n bedrijf konden zij natuurlijk wel gebruiken. En er viel in de eerste dagen haast niet met hen te praten. Daar kwam nog bij, dat een zoon van de eigenaresses en de bedrijfsleider, zelf een Duitser, direct het hazenpad hadden gekozen. Wij woonden midden op het bedrijf, en wat doe je in zo'n geval: zoveel mogelijk je best doen om te regelen, wat er nog te regelen valt en te redden, wat er te redden valt en uiteraard in dat geval tegen te werken wat er tegen te werken viel. Op woensdagmiddag 20 september 1944 zou mij dit haast noodlottig geworden zijn. In de middagpauze stonden er 2 Duitse S.A. mannen voor de deur, die mij moesten hebben. Ik moest buiten komen en voor het huis zou ik worden gefusilleerd, want ik had dit verraden, dat gedaan enz. Ze pakten reeds de geweren, toen mijn 5 maanden zwangere vrouw gewaarschuwd door een medewerker naar buiten kwam vliegen en pal voor mij ging staan en een stortvloed van woorden over hen liet gaan. Al met al maakte dat op hen zo'n indruk, dat ze ervan afzagen en mij met rust lieten. Voor de Kerstdagen '44 kwam eerst een nep evacuatie en in januari 1945 de grote evacuatie naar het noorden van de dorpen langs de Maas, alleen wij kwamen in de Achterhoek in Kilder terecht (hier werd onze dochter op 31 januari 1945 is geboren. In juni 1945, de laatste evacuee' s waren net terug, de geleden oorlogsschade was nog niet geregeld, je had goed en wel weer een oude stoel om op te zitten, of de Grontmij vroeg mij of ik naar Groningen wilde..."
Verder vertelde hun dochter Catharina Visser:
Veel verhalen hebben we ook van mijn moeder gehoord. Dat ze in het huis woonde, maar dat de Duitsers ook tijden, vooral in oogsttijd in het huis ingekwartierd waren. Mijn moeder zei tegen de Duitsers dat ze een vrouw van "precies op tijd" was. Om 3 uur schonk ze thee voor de Duitsers en terwijl zij bij mijn moeder in het huis thee dronken, zorgden mijn vader en medewerkers ervoor dat ze zoveel mogelijk van de oogst verstopten om te zorgen dat het niet naar Duitsland werd afgevoerd. Zo konden zij voor de bewoners in het dorp voor voedsel zorgen. Ander verhaal is dat als mijn moeder aan het koken was, de Duitsers
ook wilden gaan koken en de pannen van mijn moeder opzij zetten, waarna mijn moeder weer hun pannen van het vuur haalde. Ze moesten hun beurt maar afwachten. De Duitsers schepten ook op, dat ze de Engelsen wel zouden verslaan en zeiden tegen haar dat ze wel met een "Tommy"- een Engelsman- zouden komen om dat te laten zien. Dat hebben ze ook gedaan. Verder maakte mijn moeder worsten, die ze op de zolder ophing om te drogen. Op een keer kwam ze op de zolder en hingen er enkel nog de touwtjes. Ook vertelde ze over de Oekraïense meisjes, die ze probeerde zoveel mogelijk te helpen. Dan vertelde ze het verhaal dat na de bevrijding een jongeman op het Wellsmeer was omgekomen toen hij naast de weg op een mijn liep. Ze had dat verschrikkelijk gevonden. U zult begrijpen dat het voor onze ouders een bijzondere periode in het leven is geweest. Mijn ouders zijn in 1945 naar Zuidhorn in Groningen verhuisd en mijn vader heeft daar tot zijn pensioen bij de Grontmij gewerkt. Hij is in 1983 op 65 jarige leeftijd overleden. Mijn moeder is in 2013 op 95 jarige leeftijd overleden. Een hele lichamelijk en geestelijk sterke vrouw, die voor niets bang was, dat had ze ook laten zien in Well.
In het Wellsmeer werkten april 1944 ca. 80 personen en men verdiende er 10 gulden per week. Toen Stenmann, die lang niet altijd de gemakkelijkste was, een ongeluk kreeg bij een steenfabriek, heeft Frans Koppes hem een periode vervangen. In oktober 1944 werkten er veel Oekraïnse vrouwen. Op 24-10-1944 werd de Elizenhof en de glazen schuur waar de pootaardappelen opgeslagen waren gebombardeerd. Eerst vlogen er acht Jabo's, in groepen van vier, laag over en de 2e keer viel er een bommenregen. Er zijn in de loods verschillende Oekraïnse meisjes dodelijk getroffen. Een boswachter had de beschieting van vrij dichtbij meegemaakt en vertelde aan de mensen een verschrikkelijk emotioneel en gruwelijk verhaal over wat er aan menselijke resten aangetroffen werd. Jup Kopczinki en enkele personeelsleden kregen de lugubere taak om in de omgeving slachtoffers te zoeken. Jup vond o.a. een van de vier gesneuvelde Duitse soldaten in een greppel.
Meer oorlogsherinneringen in het Wellsmeer van Jup en Toon Kopczinski staan opgetekend in het boek Alle Wellse WO II geschriften.
Op 31-08-1945 werd de Nationale Bevrijdingsdag gevierd, op Koninginnedag, de 65e verjaardag van koningin Wilhelmina. In Well was o.a. een optocht. Links onderaan zit gehurkt dhr. Elema.
Begin jaren '50: De witte villa van Philomena. Later was het bedrijfskantoor. De hoofdschuur was de koestal en tevens werkplaats om de landbouwmachines te repareren. Het gebouw achteraan heette de Jacobsschuur en was in gebruik als varkensstal en tevens opslagruimte. In de Tweede Wereldoorlog werden er ossen in gezet, er was immers geen enkel paard of ander vee meer. Op 1 juni 1966 brandden deze twee gebouwen helemaal af.
Jup Kopczinski vertelde: Soms werd er voor de afleiding e.e.a. verzonnen. Zo werd er op een dag een fietsrondje gehouden boven op het schuine dak van de grote schuur. Het was een weddenschap tussen vier collega's en Anthony Kopczinski. Het lukte de vader van Jup om er niet af te vallen en won een "fles schnaps". In WOII werd achter de kleinere schuur in een gebouwtje illegaal schnaps gestookt door o.a. Nölleke Driessen. Menigeen ging er met een borrelglaasje naar binnen....
Helaas moest de villa in 1970 gesloopt worden. Het gebouw was vochtig, had geen spouwmuren en was geheel onderkelderd. De villa maakte plaatst voor een moderne bungalow, die destijds werd bewoond door de nieuwe bedrijfsleider Henk van Loosbroek en zijn gezin.
Henk Pepping volgde Elema op, toen die na de oorlog, net zoals veel Nederlandse boeren, ging emigreren naar Brazilië. Pepping richtte in een van de schuren bij de Villa een varkensmesterij in die echter in 1966 afbrandde, tegelijk met een andere schuur. In 1968 verrees op dezelfde plek een grote loods voor stalling van tractoren en machines. Hierin werd tevens een smidse, een timmerwerkplaats en een zeer ruim kantoor ingericht.
De familie Pepping kon moeilijk wennen aan de eenzaamheid van het Wellsmeer en verhuisde naar Venlo. Hierdoor kwam de villa leeg te staan en had verkrotting tot gevolg. Henk van Loosbroek volgde Pepping op toen die met pensioen ging. De villa werd in 1970 afgebroken omdat deze niet meer voldeed aan de moderne wooneisen. De familie van Loosbroek nam zijn intrek in een nieuwe bungalow, die op dezelfde plek gebouwd werd.
Zaaien in 1958. v.l.n.r. Jo Zegers - Ben Wijnen - De baas van de Heidemij - Jacob Roosen en Hen Thijssen.
Zaaien in 1958. v.l.n.r. Puul Lucassen - Hen de Rijk - Leo Coolen - Jup Kopczinski - Jantje Thijssen - Frans Koppes.
In februari 1958 wordt assistent boekhouder Arnold Reiniers blij verrast op het kantoor in de Villa.
1962. Hen Thijssen met een experimentele spuit. Op de achtergrond de schuren (brandden af in 1966) en de villa (in 1970 afgebroken).
Jubileumfeest 01-02-1966 v.l.n.r. : Bèr van Rens (de smid van 't Mèèr) - Jo Zegers - Henk de Jong - Jan Thijssen (Kleine Jan) - Grad Janssen (Grad Mercus) - Jacob Roosen - Grad Thijssen - Bedrijfsleider Henk Pepping - Jacob Thijssen - Grad Kessels - Frans Koppes - Math Gooren - Hen Thijssen - boekhouder Gerard Kemper - Leo Coolen - Ben Wijnen.
Deze groepsfoto van het personeel werd gemaakt ter gelegenheid van het 60 jarig dienstverband bij Landgoed Wellsmeer van Jacob Thijssen. Eerder in 1956 had Jacob uit handen van burgemeester van Mackelenbergh al een Koninklijke onderscheiding gekregen. Frans Koppes ontving een Koninklijke onderscheiding voor 40 jarig dienstverband in 1961 en Grad Thijssen in 1964.
Jacob Thijssen heeft zojuist door Burgemeester Huyben een Koninklijke onderscheiding ontvangen, voor 60 jaren trouwe dienst op het 'Landgoed Wellsmeer'.
Links Pastoor Driessen, op de achtergrond Riek Thijssen-Coolen met dochtertje Marieka - Drikus Peters en Nel Thijssen-Peters ( echtgenote van Jacob). Zie ook de pagina Fam. Thijssen-Peters
Enkele dagen na de brand, toen de ergste schrik er af was, kon Gerard Kemper weer een grapje maken. Links Joep van de Venne, een van de eigenaren.
In 1968 werd op dezelfde plek een grote loods gebouwd met een gedeelte voor het stallen van tractoren en machines. In een ander gedeelte werd de smidse en de timmerwerkplaats ingericht. En er kwam een aparte ruimte voor het kantoor.
Theo Laarakker maakte in 1974 deze foto van het "Polenhuis". Rechts staat het eerste gebouw op de ontginning van het Wellsmeer. Dit huis noemt men "Den Alden Bouw". In dit grote huis hebben diverse gezinnen onderdak gehad. In de tijd bijvoorbeeld van Grad Mercus-Roosen woonden er behalve het gezin Mercus nog Drikus Peters, de fam. Chlod en Pole Joep. Later 3 gezinnen, weer later heeft bedrijfsleider Pepping het laten verbouwen tot 2 woningen. Het drinkwater van "Den Alden Bouw" was niet goed en werd jarenlang met emmers aan de overkant in het Polenhuis gehaald totdat er waterleiding kwam.
In 1979 besloten de eigenaressen tot verkoop van het bedrijf. Zij vonden een gegadigde in het Sociall Fonds Bouwnijverheid. Men zegt dat het bedrijf voor 11 miljoen gulden van de hand ging. Voor het Wellsmeer personeel had dit geen gevolgen.
Het was het einde van een tijdperk want voor de familie van Ophoven was hun rol in Well uitgespeeld. Maar de naam Philomena van Ophoven zal onverbrekelijk verbonden blijven met het Wellsmeer.
Ontginnen was hard werken, vele risico's nemen, figuurlijk goud in de grond stoppen en afgelegen wonen.
Bron o.a. : Het door Sjang Hoeymakers uit Elsendorp in 1984 geschreven boek : Over de van Ophovens en Jaegers als ontginners.
Meer foto's van de gezinnen uit het Wellsmeer, Wezerweg en Wolfsven staan HIER
Wat volgde:
Bedrijfsleider Pieter Arends volgde Henk van Loosbroek op.
In augustus 2001 vierde Landgoed Wellsmeer haar 100-jarig bestaan.
In 2008 besloot eigenaar Social Fonds Bouwnijverheid te stoppen met de eigen exploitatie. Van de ruim 387 hectare werden teeltgrond, overige terreinen en gebouwen van het Wellsmeer verpacht aan derden.
In mei 2009 werd het gehele machinepark van Landgoed Wellsmeer B.V. via een veiling verkocht. De eigen machines waren immers niet meer nodig.
Het doek viel helemaal voor Landgoed Wellsmeer B.V. op 17 juli 2009. Het bijna 400 hectare grote gebied (800 voetbalvelden) tussen Well en de Duitse grens werd voor €19 miljoen opgekocht door de Limburgse tak van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en gold als de grootste grondaankoop ooit in Limburg. Het plan was dat het Wellsmeer dienst ging doen als ruilgebied voor boeren die door overheidsprojecten elders worden uitgekocht. Hiervoor was echter niet genoeg belangstelling.
Er worden sinds 2017 plannen ontwikkeld voor een energielandschap.
Actueel
Archief Well presenteert foto's met live commentaar op donderdag 28 november
THEMA: Wellse vrouwen, uit het oog maar niet uit het hart.
Archief Well presenteert foto's met live commentaar op donderdag 24 oktober
THEMA: WELLSE WINKELIERS EN ONDERNEMERS van A-Z (slot - deel 6)